Samenvatting
Het rapport geeft een overzicht van een deel van de Habitatrichtlijngegevens die door Nederland aan de Europese Commissie zijn aangeleverd en vergelijkt deze met gegevens die zijn gepubliceerd in Ontwerp- en Aanwijzingsbesluiten. Het heeft betrekking op 142 habitatrichtlijngebieden en 9 vogelrichtlijngebieden. Voor een tweetal aspecten, de juridische status en de mate van instandhouding verschaft het rapport inzicht in de verplichtingen als gevolg van de aanmelding van de gebieden en de Nederlandse uitwerking van de doelstellingen. De verschillen met de Europese verplichtingen zijn zeer groot en worden zowel veroorzaakt door een onjuiste toepassing van de voorschriften uit de richtlijn als door het beleid van landelijke doelstellingen. Daardoor is sprake van onze nationale koppen.
Voor slechts 31% van de in de Ontwerp- en Aanwijzingsbesluiten gepubliceerde doelstellingen is eventueel een passende beoordeling relevant. Voor meer dan 40% van de doelstellingen gelden richtlijnmaatregelen zonder dat daarbij toepassing van de passende beoordeling is vereist. Deze bieden ruime mogelijkheden tot afwegingen ten opzichte van sociaal-economische factoren. Ruim 28% van de doelstellingen bestaan uit nationale toevoegingen buiten het kader van de Habitatrichtlijn en richtlijnmaatregelen behoren daarop niet te worden toegepast.
Echter, Nederland brengt alle in de Ontwerp- en Aanwijzingsbesluiten gepubliceerde doelstellingen onder het zwaarste regime van de richtlijn (nationale kop met verstrekkende gevolgen). Dit regime behoort slechts toegepast te worden op de habitattypen en soorten welke de aanleiding zijn geweest voor de selectie van de gebieden (31% van het totaal). Gevolg hiervan is onder meer dat bij vergunningverlening en het opstellen van beheerplannen (NB geen van beide zijn richtlijnverplichtingen, maar nationale koppen) grote en onnodige maatschappelijke problemen ontstaan.
Volgens de door Nederland aan de Europese Commissie verstrekte gegevens verkeerde 87% van de habitats en soorten bij aanmelding in een gunstige staat van instandhouding en was de ecologische waardering voor 13% matig tot slecht. Uitsluitend voor deze laatste categorie bestaat een dwingende verplichting tot kwaliteitsverbetering. In strijd met de Habitatrichtlijn gaat Nederland bij het vaststellen van de instandhoudings- doelstellingen niet uit van de nulmeting per gebied op het moment van aanmelden, maar van theoretisch bepaalde landelijke doelen. Zodoende kan het gebeuren dat in een gebied waar een bepaald habitattype of soort in een gunstige staat van instandhouding verkeert en geen maatregelen noodzakelijk zijn, kwaliteitsverbetering en/of uitbreiding van oppervlak wordt opgelegd door het Ontwerp- of Aanwijzingsbesluit.
In conclusie wordt gesteld dat met de Ontwerp- en Aanwijzingsbesluiten en het daaraan gekoppelde beleid de Nederlandse overheid de grenzen van het betamelijke overschrijdt.
Iquatro
bijlage: Rapport “Natura2000 – Europese verplichtingen en Nederlandse koppen”